dinsdag 23 maart 2010

Nairobi, Kenia

Kilometerstand 250.963 (14.429 gereden)

Na een paar dagen Addis Ababa in Wim’s Holland house is het tijd te vertrekken. Het lijkt of iedereen moeite heeft het Holland House te verlaten. De geplande twee dagen worden er drie (ook omdat voor Kenia toch geen visum aan de grens verkrijgbaar blijkt) en dat is nog kort vergeleken met de rest van de overlanders. Veel nieuwe mensen ontmoet en zeer leuke gesprekken gevoerd. Met het visum van Kenia, twee broden van de German Bakery en weer veel zin om de weg op te gaan vertrekken we richting Lake Langano, waar we laat in de middag aankomen. Een duik in het water is onweerstaanbaar en het water voelt heerlijk fris na een paar uur rijden. Het water is troebel en voelt een beetje vreemd aan. We hebben ons laten vertellen dat dit komt door de grote hoeveelheid sulfiet in het water. Dit sulfiet zorgt er ook voor dat het veilig is om in te zwemmen en als enige meer in Ethiopië is er hier geen gevaar voor Bilharzia. We staan met onze auto aan het meer samen met onze nieuwe reisgenoten uit België, die net zo’n mooie auto hebben als de onze. We besluiten gevieren verder te reizen naar het zuiden Abra Minch. Daar komen we oude bekende tegen en met zijn zessen zien we de volgende dag de eerste nijlpaarden, die heerlijk aan het badderen zijn in het meer. Hier niet zwemmen dus ook omdat het wemelt van de krokodillen. We hopen dat ons bootje niet lek is en dat er genoeg brandstof is om weer terug te keren. Gelukkig is dit beide het geval en veilig bereiken we weer de kant, waar de maraboes op ons wachten. Terug op de camping hebben we bezoek van een groep Bavianen. Ons eerste portie wildlife hebben we binnen. De rit naar de grens is zeer aangenaam. Prachtig landschap en de mensen beginnen weer langzaam te veranderen. Langer smaller en donkerder. De kleding van de dames is een stuk kleuriger en de kinderen zijn meer bezig met zwaaien dan bedelen. In het grensplaatsje Moyale doen we boodschappen en zijn we met z’n vieren een attractie op zich. Tot onze grote verbazing gaat de grensovergang weer van een leien dakje en binnen een uur hebben we aan beide zijden alle formaliteiten afgehandeld. Bij de official die de papieren voor de auto tekent krijgen we onze eerste Keniaanse les Habari Yako! We vinden Kenia direct leuk. Wel even opletten, want men rijdt hier aan de linker kant. Onze eerste nacht in Kenia brengen we door op het politiebureau, of liever gezegd achter het politie bureau. De camping kost een slordige $15 pp en het hotel in het dorp is niet helemaal wat we zoeken. Als we navraag gaan doen bij de politie over de veiligheid op de weg naar het zuiden, schudt de agent zijn hoofd. Waarom nu nog vertrekken. Er zijn weinig auto’s maar wel boeven. Vertrek toch morgenochtend vroeg adviseert hij ons. Als we hem vertellen dat kamperen in het dorp niet echt een optie is krijgen we het aanbod de auto achter het politiebureau te parkeren en daar de nacht door te brengen. Daar treffen we een Nederlands stel dat van zuid naar noord reist en enkele dagen in Nairobi heeft moeten wachten voordat ze de tocht naar het noorden konden maken in verband met de overstromingen als gevolg van de vele regen die de laatste weken is gevallen.

De weg van Moyale naar Isolo is in verschrikkelijke staat. Het gebied stond tot voor kort bekend als erg onveilig. Auto’s werden overvallen en als gevolg van de droogte van de afgelopen tijd woedde er een soort stammenoorlog waarbij men elkaars vee stal en waarbij vele doden zijn gevallen. De droogte is echter voorbij en het is niet langer meer noodzakelijk in konvooi of met een gewapende militair te reizen. De weg is er, mede door de regen, echter niet beter op geworden. De afstand tot Isolo is circa 500 km, twee volle dagen rijden. Afwisselend rijden we over een redelijk berijdbare gravel-weg, een wasbord-piste en stuken ruwe scherpe stenen waar we slechts stapvoets overheen kunnen kruipen. Met name de wasbordpistes zijn pijnlijk voor ons en de auto. De locals adviseren hier met circa 100 km per uur over heen te rijden. De hobbels voel je dan minder omdat je er als het ware overheen zweeft, wat beter zou zijn voor machine en mens, alhoewel dit laatste valt te betwijfelen. Doodeng omdat je dan totaal geen controle meer hebt over de auto. Wij rijden meestal een kilometer of 20 per uur door het landschap dat door de regen groener is dan verwacht. Langs de kant van de weg lopen kleurrijke Samburu, de lokale stam, in traditionele gewaden, compleet met speren.

De nacht brengen we door in Marsabit op een camping van een Zwitser aan de rand van het Samburu National Park. Na aankomst constateren we dat één van de schokdempers het heeft begeven en dat betekent dat wij doorgaan naar Isolo om de schokdemper te vervangen en niet naar Lake Turkana in het westen samen met onze Belgische reisgenoten Joachim en Joke. De volgende dag rijden we door richting Isiolo. We dachten het ergste stuk van de weg wel gehad te hebben, maar dat bleek niet het geval. Grote keien versperren de weg en kunnen slechts uiterst voorzichtig gepasseerd worden, wat daarna volgt is niet veel beter, diepe sporen en nog veel meer wasbord-piste. Ook hebben we hier onze eerste spectaculaire doorwading Nou ja voor ons dan. Het is maar een paar meter, maar er staat een vrachtwagen tot aan zijn assen in de prut. Even diep adem halen en met het advies van de truckchauffeur (die kon het weten) in één keer links erdoorheen.
Bij een politiecheckpoint ongeveer halverwege kijkt de dienstdoende agent in de auto en vraagt ons “Where is your armed sucurity guard, it is full of bandits here, what if they kill you, do you have your own gun?” Niet echt geruststellend en dit in combinatie met het feit dat de weg veel slechter is dan verwacht en dat wij ‘s morgens net iets te laat zijn vetrokken, geeft aanleiding te denken dat we wellicht niet voor het donker in Isiolo zullen aankomen. We voeren de snelheid iets op….

Even verderop staat een jongetje langs de kant van de weg waar wij vriendelijk naar zwaaiden. Net als we hem gepasseerd zijn horen we een harde klap. Hij heeft een steen tegen de ruit van de achterdeur gegooid die verbrijzelt. Het glas wordt nog bijeengehouden door het folie dat aan de binnenzijde is geplakt. Wat te doen uitstappen en proberen de jongen te pakken te krijgen. Maar wat dan? Een paar klappen verkopen? Zoals eerder gezegd: van een kale kip kun je ook niet plukken. Wellicht was het slecht bedoeld om ons te laten stoppen en te laten uitstappen. Gezien de veiligheidssituatie besluiten we maar door te rijden ook om niet nog meer tijd te verliezen.
We hadden gehoord dat het laatste stuk van de weg gloednieuw asfalt is, maar gelukkig is er in verband met de werkzaamheden al circa 50 kilometer voor het asfalt begint een noodweg aangelegd die een stuk beter was dan de oorspronkelijke. Ruim voor het donker bereiken we Isiolo. Daar aangekomen zitten Joachim en Joke al op ons te wachten, de weg naar Lake Turkana was overstroomd en onbegaanbaar.

De volgende mogen inspecteren we de auto’s. De accu van de Landruiser van Joachim en Joke is losgekomen en één van de accupolen bungelt onder de auto. Ongelofelijk dat zelfs zonder stroom deze auto’s blijven rijden (en geluk dat auto niet is uitgebrand als gevolg van kortsluiting). Wij constateren dat naast de kapotte schokdemper en het achterraam drie bladen van een van onze bladveren zijn gebroken. Met behulp van de Nederlandse eigenaren van de lodge waar wij kamperen komen wij in contact met een garage die dit alles voor ons zou kunnen repareren. Goede schokdempers van Zuid Afrikaanse makelij worden besteld in het volgende dorp, de veren zijn beschikbaar en worden direct vervangen. Of het achterraam er is blijft lange tijd onduidelijk. Het vervangen van de bladveren is een tijdrovend karwei omdat alles vastgeroest zit. Dit is klaar wanneer de schokdempers worden bezorgd. De monteur begint deze te plaatsen en uit pure verveling lees ik de verpakking. Made in P.R.C??? Peoples Republic of China. De verkoper is aan het bidden en bij terugkomst vragen we hem geïrriteerd wat er met de Zuid-Afrikaanse (dure) schokdempers is gebeurd. Moeizame ontwijkende antwoorden, druk getelefoneer met de leverancier, wiens schuld het natuurlijk is. Conclusie de echte schokdempers zijn er niet en kunnen pas de volgende dag worden bezorgd en zijn nog duurder dan de prijs die we hebben afgesproken. Bovendien blijkt het achterraam niet leverbaar. Wij hebben er inmiddels genoeg van, de veren zijn gemaakt, weg is vanaf nu asfalt en wij besluiten naar Nairobi te gaan om de auto te laten maken.

Nairobi wordt ook wel Nairobbery genoemd en staat bekend als de gevaarlijkste stad van Afrika. Enigszins paranoia rijden wij met de deuren op slot en de ramen dicht de stad in richting Jungle Junction, een camping in een betere buitenwijk. De volgende dag spenderen we aan het laten vervangen van de schokdempers, hetgeen buitengewoon efficiënt verloopt. Alleen constateren we nog twee gebroken bladen van de achtervering……Eerst door naar de glasboer waar ons achterraam wordt vervangen. Helaas geen achterruitverwarming meer, dat hebben ze hier wat minder vaak nodig dan wij. Vervolgens door naar de veren fabriek. Dit gaat allemaal wat minder makkelijk. We kunnen de bladen bestellen en dan zijn ze er morgen, maar we moeten wel aanbetalen. We besluiten nog maar eens navraag te doen op de camping. De volgende dag naar de volgende verenfabriek, die bijna naast de eerste blijkt te zitten. De achterveren worden gemaakt en de voorveren opnieuw gespannen. Tenslotte laten we ons achterraam nog voorzien van spiegelend folie en is de auto weer zo goed als nieuw.

Nu de auto weer is gemaakt is het tijd voor de toeristische zaken. We bezoeken het olifanten weeshuis en giraffen centrum waar de giraffen uit je hand eten.

maandag 22 maart 2010

Ethiopië de foto's

donderdag 18 maart 2010

Soedan de foto's



zaterdag 6 maart 2010

Addis Ababa, Ethiopie

Kilometerstand 249.153 (12.619 km gereden)

De grensovergang naar Ethiopië was buitengewoon voorspoedig. Na customs en immigration aan Soedanese zijde werden de formaliteiten aan de Ethiopische kant afgehandeld in een lemen hut. Twee schriften worden van de stapel gepakt, waar flapjes uitsteken met de letters van het alfabet. Beide beambten beginnen er in te bladeren, maar we komen niet voor op de handgeschreven zwarte lijsten (we vermoeden dat dat de inhoud van de schriften is). Een stempel wordt gezet en we kunnen door voor het carnet de passage (het ‘paspoort’ van de auto ten behoeve van de tijdelijke import). Ook dit gaat veel sneller dan verwacht. Met een uur staan we bestempeld en wel in Ethiopië. Een beetje ongelovig rijden we weg richting Gonder. Daar regelen we de volgende dag de verzekering voor de auto bij The Ethiopian Insurance Company. Het dossier van onze Nederlandse voorgangers Baukje en Erik wordt gelicht als voorbeeld. Het duurt even, maar na een kopje thee en wat wachten, kunnen we met een gerust hart de weg op.

In Gonder bezoeken we de kastelen en de Debre Berhan Selassie Kerk met 144 engelen.

De rit naar Debark en de Simien Mountains is lang, langzaam en stoffig, maar na vier uur rijden zijn we weer honderd kilometer verder. Ook de auto heeft het zwaar., hij braakt zwarte rook uit, maar we hopen dat dit te wijten is aan de ijle lucht op 2000 meter en hoger en het gemis van een ‘high altitude compensation device‘(een optie waarvan we nog nooit hadden gehoord, maar waarover wij lazen in het instructieboek van de auto), we bereiken die dag de 3800 meter met de auto. Tot nu toe waren alle doorgaande wegen geasfalteerd, zelfs in Soedan, waar we dat niet hadden verwacht.

Autorijden in Ethiopië is op z’n zachts gezegd uitdagend. De wegen variëren van gloednieuw aangelegd door de Chinezen tot vrijwel niet bestaand. Asfalt, gravel, zand en rots wisselen elkaar in rap tempo af. Met name de echte slechte wegen vergen het uiterste van ons en de auto. Ethiopië is erg bergachtig. En regelmatig klimmen we tot boven de drieduizend meter, hetgeen haarspeldbocht na haarspeldbocht betekent. De rijstijl van de Ethiopiërs is bovendien sterk afwijkend van hetgeen wij gewend zijn.

Met name kinderen rennen luid roepend naar auto’s waar blanke mensen in zitten Ze achtervolgen de auto gedurende enkele tientallen meters. Veelal wordt ‘Faranji’ (blanke, westerling) of ‘You,, you, youuuuuuu’geroepen, hetgeen nog meer kinderen alarmeert die dan vervolgens positie innemen voor de auto. Door velden en dorpen worden we achtervolgt door een echo ’gimme money’of ‘gimme pen’ wat niet alleen door kinderen maar ook door volwassenen wordt geroepen.

Het concept van een weg is bovendien anders dan dat dit bij ons is. Een weg is in het westen een plek waar auto’s rijden. In Ethiopië vervult een weg echter een veel bredere functie. Door het ontbreken van stoepen is de straat, daar waar de wegen door relatief vlak terrein slingeren en er akkers steden en dorpen naast de weg liggen, voornamelijk het domein van de voetganger en het vee. Kinderen spelen op de weg en ouderen ontmoeten elkaar en voeren gesprekken staand of zittend op de weg. Ezels en kamelen bepakt met brandhout, suikerriet en water vullen de straten. Kuddes koeien worden over de weg naar grasland gedreven. Snelheid maken is dus onmogelijk en een gemiddelde snelheid van 25 km/uur is niet ongebruikelijk. Vasthouden aan onze gehaaste mentaliteit en beperkte opvatting van een weg leidt slechts tot frustratie, irritatie en een kleine botsing met de horens van een koe (zonder schade aan koe of auto).

Ook na het verkrijgen van dit inzicht blijft autorijden hier een zowel lichamelijk als psychisch uitputtende bezigheid.

In de Simien Mountains maken de gelada bavianen en de prachtige bergen het allemaal echter meer dan waard. In Debark maken we ons op voor het lange stuk rijden naar Axum, een vroegere hoofdstad van Ethiopië. Ook deze rit weer zonder kleerscheuren doorgekomen en na negen uur schudden over grind, kiezels en keien, smaakt een Pepsi extra lekker. Veel te zien en doen in Axum. De obelisken, de tombes, de Ethiopische versie van de Rosetta-steen en de markt bezoeken we hier. Daarnaast constateren wij dat de plug van het differentieel is losgetrild en er olie uit is gelopen. Gelukkig zit de auto vol met allerhande reservevloeistoffen en hebben we het niet voor niets tienduizend kilometer meegenomen. Minder florissant gaat het met ons dakrek, waar een pootje van afgebroken blijkt te zijn, maar dat ontdekken we pas als we weer onderweg zijn naar de volgende plaats Mekele; ook weer een fraaie tocht van tien uur, maar nu voor het grootste gedeelte over geasfalteerde bergwegen. Gelukkig komen we er op tijd achter om nog even terug te keren naar Axum en daar wordt het pootje vakkundig gelast. In Mekele kost het enige moeite een hotel te vinden, maar vinden wel in tegenstelling tot alle berichten een tweede ATM. De volgende dag krijgen we een staaltje Ethiopische cultuur. We bezoeken de rotskerken van Tigray, die net zo interessant moeten zijn als die in Lalibela, onze volgende bestemming. Als we de auto na wat serieus off-road werk ‘parkeren’ naast een rots, komen er direct twee mannen aanrennen, waarvan een naast de auto gaat zitten en de andere al babbelend met onze gids richting de rotsen hobbelt. Het zal een uurtje wandelen/klimmen zijn, maar eenmaal halverwege krijgen we te horen dat men de priester vandaag niet naar boven heeft zien gaan. We keren om en nog geen half uur nadat we zijn vertrokken zijn we weer terug bij de auto waar de beide mannen hun hand ophouden. De man die mee is gehobbeld negeren we maar even, maar de man die naast onze auto is gaan zitten geven we wat geld voor… laten we zeggen bewezen diensten. Hij neemt hier echter geen genoegen mee en wil meer…. De gids is erg teleurgesteld dat de priester er niet is en neemt ons mee naar een andere kerk, hoog hoog boven op een berg met fantastisch uitzicht. Dit is meer dan waar en even zijn we blij. Hier wordt de tweede poot uitgedraaid door de priester die geen wisselgeld heeft. Tenslotte vraagt de gids om meer geld…..hij had ons tenslotte toch naar de hoger gelegen kerk gebracht. Ach allemaal deel van het spel, maar de schare gillende kindertjes op de weg terug ( give me pen, give me money) maken het er niet echt beter op. We houden maar de meneer van de tourist information in gedachten, verschrikkelijk aardig en druk bezig zijn land op een hele mooie manier te promoten en het meisje van het hotel in Mekele, zij spreekt geen Engels, wij geen Amharic, maar haar begroetende lach maakt het dat we ons thuis voelen.

De volgende dag gaan we door naar Lalibela, wederom een tocht van tien uur. Dit keer echter zeven uur over asfalt (340 km) en drie uur (daarvan met name het eerste half uur) pittig off road gebeuren voor de laatste 60 kilometer. Het uitzicht is en blijft spectaculair en ook de mensen onderweg zijn bij lange na niet allemaal op zoek naar geld of een pen, maar groeten allemaal.

Dan naar Lalibela, hoogtepunt van Ethiopië. In deze plaats bevinden zich elf kerken uit de twaalfde-dertiende eeuw, uitgehouwen uit vulkanische rots. Inmiddels zijn we na al het rijden redelijk moe en besluiten eens een goed hotel te nemen.

Nu zijn we in Addis Ababa aangekomen waar we kamperen in Wim’s Holland House. Nee, we zijn er niet trots op, maar het is niet zo erg als het klinkt. Het is de enige overlander camping hier en ja, er staan erwtensoep, kroketten en bitterballen op de menukaart…….

(de foto's en de layout volgen, maar gezien de slechte verbinding zijn we al blij iets op het blog te kunnen zetten)