dinsdag 14 september 2010

P.S. Amsterdam; Nederland

Kilometerstand 265.021 (28.489 km gereden)

Alweer bijna drie maanden terug in Nederland en op speciaal verzoek toch nog een blogje omdat het zo leuk is.

Na onze aankomst in Kaapstad snel de stad ingegaan om de openingswedstrijd in de stad te kijken. Een ongelooflijke sfeer. Bafana Bafana speelt gelijk tegen Mexico, maar het is alsof de wereldbeker al verovert is. De Zuid-Afrikanen zijn door het dolle heen.

Terwijl het in Nederland zomer is geworden , doet in Zuid-Afrika de winter haar intreden. Het is koud en klam en alles in ons tentje is goed nat. De mutsen komen weer uit de auto en ook de thermo-onderbroeken doen weer hun werk.

Vanuit Kaapstad maken we een tochtje langs Simonstown, waar we op bezoek gaan bij de pinguins. Net kleine mannetjes die door hun te dikke buikjes en te korte pootjes niet goed kunnen lopen. Prachtig gezicht om ze zo dicht langs ons te zien waggelen. Na ons bezoekje rijden we verder. Kaap de Goede Hoop wacht op ons. We wandelen vanaf Cape Point naar Cape of Good Hope en weer terug en nemen foto’s als bewijsmateriaal. We zijn echt naar Kaap de Goede Hoop gereden. Nog steeds niet te bevatten dat het bijna voorbij is en we al bijna 6 maanden op pad zijn. Bitterzoet, wederom.

Als we terug rijden richting de camping in Muizenberg begint de auto toch wel erg gekke geluiden te maken. Hij is moe en we merken zelf ook wel dat de rek er een beetje uit is. Het weer is niet meer lekker warm en dan is camperen niet zo heel charmant meer. Klappertandend zitten we ´s avonds om 6 uur in de laatste zonnestralen te barbecue-en en kruipen weer net als in het begin van onze reis direct na het eten de auto en onze slaapzakken in. We hebben niet meer het gevoel echt nog in Afrika te zijn. We zijn in een soort Europa en zijn niet langer reizigers of avonturiers, maar gewone toeristen zoals er hier duizenden rondlopen. Op zoek naar een pinguin, een leuk wijnhuis, een onbewolkte middag om de Tafelberg te beklimmen, een kaartje voor de boot naar Robbeneiland en een kaartje voor het WK.

Als we de volgende dag naar het meest zuidwestelijke puntje van Afrika (Cape Agulus) willen rijden komen we niet verder dan de Toyota garage in Muizenberg. Het geluid van rondslingerend metaal ergens in de motor is te ijselijk om mee door te rijden. Bij de Toyota garage komen we echter niet ver. Men kan niet geloven dat we maar vijf cilinders hebben en dat ons vliegwiel uit twee delen bestaat vindt men al helemaal een bizar verhaal. Met een zakje vol stukjes ijzer (afkomstig van ons vliegwiel) rijden we die middag maar weer terug naar de camping in Muizenberg en besluiten Cape Agulus maar helemaal over te slaan. In plaats daarvan rijden terug richting Kaapstad via Stellenbosch, waar we een aantal wijnhuizen aandoen en een afscheidlunch hebben met onze Zwitserse mede reisgenoten en hopen maar dat de auto blijft rijden. In Stellenbosch zien we ook hoe Nederland op het nippertje wint van Japan.

Terug in Kaapstad besluiten we niet meer de tent op te zetten maar de laatste paar nachten lekker droog in de auto te blijven slapen. Het ontwaken is wel een tikkie vreemd. Half slapdronken stappen we ´s ochtend de straat op midden in een woonwijk, terwijl de Kaapstedelingen op weg zijn naar hun werk.

Na een aantal dagen West Cape, begint het vakantiegevoel te wennen en vinden we onze draai. Kaapstad is leuk en als we eenmaal de overtocht van de auto hebben geregeld hebben we echt rust. Hoewel, hij moet nog wel de haven zien te bereiken.

De sfeer In Kaapstad is geweldig, mede door het voetbal. Onze eerste geplande tocht naar Robbeneiland wordt geannuleerd vanwege slecht weer, maar het lukt ons zowaar op de zondag voor ons vertrek naar Nederland nog een van de laatste kaartjes te bemachtigen. Mazzel te meer omdat we ook nog kaartjes kunnen kopen voor de wedstrijd Portugal-Noord Korea van de dag daarna.

Robbeneiland is indrukwekkend. Het is of we een tocht de geschiedenis in maken. De beelden van een lachende Nelson Mandela die na ruim 27 jaar de gevangenis verlaat, staan in het geheugen gegrift en ook het beeld van de laatste gevangenen die Robbeneiland verlaten staan nog scherp op het netvlies. Een hoopvolle tijd en als je in Kaapstad rondkijkt lijkt echt het goed te gaan. Niet iedereen denkt daar echter zo over. Sommige mensen zijn bang dat Zuid-Afrika aan de vooravond staat van een burgeroorlog of dat er een herhaling van hetgeen in Zimbabwe is gebeurt zal plaatsvinden. Er is gelijkheid, maar die is nog altijd scheef. Veertig procent van de bevolking heeft geen baan en het WK heeft de gemeenschap een heleboel geld gekost. Geld dat volgens velen beter besteed had kunnen worden. De stadions zijn na het WK niet allemaal even bruikbaar en na het WK zullen nog meer mensen zonder baan komen te zitten. Door het WK zijn de gevolgen van de crisis misschien vertraagt, maar zullen ook hier inslaan.

De wedstrijd Portugal-Noord Korea is een groot feest (niet voor de Koreanen). We worden getrakteerd op een doelpuntenregen. De vuvuzela’s schallen, het is een bijna mystiek geluid. Het gonst, het is net niet echt. Portugal wint met 7-0. Ongeevenaard en geweldig om mee te mogen maken.

Terug bij de camping is het tijd om de auto klaar te maken voor de grote oversteek. Het hoognodige pakken we in twee tasjes in en de rest zetten we stormvast in de auto. De laatste nacht in de auto is vreemd, na zes maanden zullen we morgen zonder auto een nacht doorbrengen in een hotel.

De volgende dag redden we het zonder kleerscheuren naar de haven en wordt de auto vastgezet in (hoe toepasselijk) een gele container. De container gaat op slot en wordt verzegeld. Nog voor de lunch is de klus geklaard. Om de goede afloop te vieren gaan we uitgebreid lunchen. Het is zowaar een mooie heldere dag en voor het eerst deze week heeft de Tafelberg haar tafelkleed afgeworpen. Ongelooflijk, precies op tijd. We kunnen nog naar boven en genieten daar van de middagzon. Het uitzicht over de stad is spectaculair. In de gondel op de terugweg horen we dat Bafana Bafana 2-0 voor staat tegen Frankrijk en even lijkt het dat Zuid-Afrika door zal gaan naar de volgende ronde. Helaas. Als we bij de camping terugkomen om de tassen op te halen zien we de treurige ontknoping van een bloedstollende wedstrijd. Zuid-Afrika gaat eervol ten onder.

De laatste nacht in Kaapstad brengen we in een hotel door. Raar om niet meer op zoek te gaan naar slippers en kleren voor je ´s ochtends vroeg naar het toilet moet. De laatste dag brengen we souvenir shoppend door. Bij the Waterfront eten we nog een ijsje en dan zijn we helemaal klaar om naar huis te gaan. Met de shuttle service van het hotel worden we naar het vliegveld gebracht. Het is druk met voetbalfans en overal staan de schermen klaar voor de wedstrijd van vier uur. Eenmaal in het vliegtuig merken we dat de grondstewardess van Emirates ons we heel erg heeft gematst. We hebben nooduitgang stoelen. Als vorsten vliegen we naar Dubai en vandaar door naar Amsterdam, wederom in alle luxe van een nooduitgangstoel. Geen moment geslapen, maar heerlijk nagenietend van zes maanden rijden door Afrika heerlijk film zitten kijken. Wat een ervaring en wat een voorrecht dit te hebben kunnen en mogen doen.

Op Schiphol staan vrienden en familie ons op te wachten. Alles lijkt zo vertrouwd en aan de andere kant zo nieuw en raar. Die avond kijken we knikkenbollend de laatste poulewedstrijd van Nederland. Door naar de achtste finale. Terug naar het gewone leven, een huis met vier muren, een keuken, een kast vol kleren, en een eigen badkamer een supermarkt op de hoek en een baan.




















zaterdag 12 juni 2010

Kaapstad; Zuid-Afrika

Kilometerstand 264.791 (28.257 kilometer gereden)

Vrijdag 11 juni 15:00 (een uur voor het begin van de openingswedstrijd van het WK) rijden we na een week oponthoud in Springbok, Kaapstad binnen. Het is een beetje onwerkelijk. De stad is volledig in geel gehuld en overal schallen de vuvuzela's.

woensdag 9 juni 2010

Springbok; Zuid-Afrika

Kilometerstand 264.029 (27.495 km gereden)

Na Hwange National Park rijden we gewapend met slechts kaart en Lonely Planet, nu de GPS is gestolen, zowaar in één keer naar Victoria Falls. Een beetje valsspelen is het wel. In Zimbabwe is de bewegwijzering namelijk prima. Dit had ons niet eerder moeten gebeuren, grote kans dat we dan in hele andere oorden terecht waren gekomen. In Victoria Falls worden we overladen met toeristen. Ongelooflijk zoveel witte mensen bij elkaar. Het is even wennen en we zijn in één klap weer toerist in een echte vakantiebestemming. Pizza’s, souvenirverkopers, bananen pannenkoeken, zwembaden, toerorganisaties, barhangers en patat. Op de camping vinden we onze Zwitserse vrienden Lorenz en Michelle, die we voor het laatst in Nairobi troffen en met wie we de volgende dag naar Botswana zullen rijden.

In het dorpje Victoria Falls waait af en toe een wolkje regen voorbij. Geen echte regen, maar nevel van de waterval een paar kilometer verderop. Een oorverdovend geraas klinkt als we bij de waterval gaan kijken en kletsnatte toeristen komen ons tegemoet. Stoer als we zijn denken we geen regenjas nodig te hebben en lopen in onze spijkerbroek, shirt en gympen naar het eerste uitzichtpunt. Het is duidelijk het eind van de regentijd. Er is zo veel water dat de waterval bijna niet is te zien door de opspattende wolken nevel. Prachtige Regenbogen vormen zich hierboven. Hoe dichter we bij de hoofdwaterval komen, hoe harder het gaat regen en op het laatst is het net of we onder de douche staan. Soppend lopen we nog een uur rond en proberen tussen de regenvlagen door nog een foto te schieten.

De volgende dag door naar Botswana, waar we naar Chobe National Park gaan. Voor het eerst tijdens de reis hebben we “problemen” met een grensovergang. De douanebeambte die het paspoort van de auto moet stempelen en ons voorziet van een verzekering en wegenbelastingaanslag rekent voor verschillende mensen verschillende prijzen en is niet erg vrolijk (op zijn zachts gezegd). We moeten in de nationale munteenheid betalen en als we in een ander munteenheid willen betalen wordt er een belachelijke koers gerekend. Hierop besluiten Arjan en Lorenz naar het eerst volgende dorp te rijden om te pinnen. Met dit geld betalen we de beambte, doen nog wat suggesties in de ideeënbus en lachen vriendelijk als we de grenspost verlaten. In het dorp waar Arjan en Lorenz geld haalde gaan we nog even boodschappen doen. Er is een Spar en als we binnenlopen klapt de onderkaak op de grond. Schap na schap gevuld met potjes, flesjes, pakjes en zakjes, eten, schoonmaakmiddelen en zelfs dierenvoer. De koelkasten zijn gevuld met tig soorten kaas, vlees en yoghurt en er is zelfs ijs!!!! We vullen ons mandje alsof we bij de Appie lopen en gaan richting Chobe National Park, waar we twee dagen zullen kamperen.

Als we het park binnenrijden worden we bijna overlopen door de olifanten. Overal waar we kijken lopen beesten. Het is bijna of we door een dierentuin rijden. Onze kampeerplek bevindt zich aan de waterkant van de Chobe rivier en men zegt dat er krokodillen in zwemmen. Als we die avond om ons kampvuurtje zitten komen we erachter dat dit geen broodje aap verhaal is. Oogjes poppen op uit het water en houden ons nauwlettend in de gaten en wij hen. Ook worden we in de gaten gehouden door bavianen die in de bomen om ons heen zitten. De volgende morgen horen we van ervaren Chobe kampeerders dat je na zonsondergang niet meer lopend naar het toiletgebouw moet gaan omdat er naast krokodillen ook nijlpaarden en hyena’s over het terrein lopen. Slik…… leuk dat wild kamperen, maar waar zijn die hekken??? En wij maar denken dat die Zuid-Afrikanen te lui zijn om naar het toiletgebouw te lopen en daarom de auto nemen…..

Na twee nachten kamperen in Chobe gaan we door naar Savuti waar onze Zwitserse vrienden ook al een reservering voor hebben gemaakt. Onderweg zien we niet zo veel beesten meer, maar als we na het eten rond het vuur aan een kopje thee zitten worden we vanuit de bosjes begroet door een meters hoge olifant en een groep honingdassen. In de verte horen we de hyena’s en we hebben gehoord dat er leeuwen rondlopen. Als we de auto in willen kruipen wordt de olifant nieuwsgierig en komt even een kijkje nemen op de kampeerplek. Op nog geen 10 meter afstand komt de kolos voorbij. Verstijft kijken we hoe hij langsloopt om een eindje verder weer in de bosjes te verdwijnen.
Als we de volgende ochtend vroeg wakker worden horen we in de verte de leeuwen brullen en eenmaal uit de auto zien we grote leeuwenpoten in het zand. Hoewel we de gordijntjes expres niet hadden opgehangen hebben we ze niet gezien, tot groot ongeloof van de campingbeheerder, die ons verteld dat ze rond een uur of zes over de camping zijn gekomen.

Terug in de bewoonde wereld verblijven we twee nachten in Maun. Daar worden we door de Zwitsers getrakteerd op een rondvlucht boven de Okavangodelta. Adembenemend en wederom met geen pen te beschrijven.
Dan is het tijd om ieders weegs te gaan. Wij rijden naar het noorden waar volgens de Lonely Planet een leuke camping moeten zijn onderweg naar de grens met Namibië; de Swampstop in Sepupa. Dit blijkt een wel erg letterlijke benaming voor de camping. Als we in het donker de bewegwijzering volgen eindigt de weg opeens en zien we alleen nog water voor ons. Er liggen twee bootjes aan de waterkant, maar de camping is in geen velden of wegen te bekennen. Later in het dorp horen we dat de camping is gesloten, of liever gezegd ondergelopen is. Bij gebrek aan hotel mogen we die nacht met de auto bij iemand in de tuin staan. De volgende ochtend staan we vroeg op en steken over naar Namibië. De kleinste en snelste grensovergang.

We voelden het al een beetje in Botswana, maar in Namibië wordt het nog duidelijker. We zijn Afrika eigenlijk al uit. Geen dorpjes meer, geen groente en fruit meer op de markt, geen markt, geen mensen meer langs de weg en geen zwaaiende kindertjes. Het heeft zijn voordelen dat de wegen voorzien zijn van een prachtige laag zwart asfalt en dat alles in de winkels te verkrijgen is, maar er gaat een groot deel van de charme van het reizen door Afrika verloren.

Bij de poorten van Etosha national Park staat een Nederlander met een fiets te wachtten op iemand die hem mee wil nemen het park in. Hij blijkt er al een uur of vier te staan. We hebben nog wel een gaatje en binden de fiets op het dak en schuiven Ente achter in de auto tussen het drogende wasgoed. In Etosha zien we ‘s avonds onze eerste neushoorns. Wat een aparte beesten zijn dat. Ze produceren een geluid dat lijkt op een storende tv of radio en een grommende beer.
Eind mei nadert en het wordt tijd dat we gaan nadenken over de terugreis. We boeken met wat moeite een ticket naar huis voor 23 juni; kaartjes voor Nederland Kameroen, dat gespeeld wordt oop 24 juni in Kaapstad zijn niet meer te krijgen en een ticket voor het weekend is twee keer zo duur, dus zullen we de wedstrijd thuis vanaf onze eigen de bank zien.
Via de Skeletoncoast rijden we naar Swakopmund. Onderweg stoppen we in Cape Cross bij de zeehondjes. Leny ‘t Hart zou er jaloers van worden, maar wat stinken die beesten zeg. In Swakopmund is het koud en guur, het dorp is uitgestorven en we wanen ons in Zeeuwse badplaats of een ander klein Duits dorp in de winter. In Swakopmund kunnen we de GPS vervangen en zijn eigenlijk wel weer klaar om echt op pad te gaan.
Via Windhoek (waar we de GPS, die denkt dat we in Amerika zijn, omruilen) rijden we naar de Sosusvlei waar we Big Daddy (een enorme zandduin) beklimmen en waar we onze eerste lekke band hebben. Daarna door naar Fish River Canyon , waar de geplakte band vlam vat en als verloren beschouwd moet worden. Ook zien we dat de auto niet helmaal recht staat. Na wat speurwerk komen we erachter dat er wederom een bladveer is gebroken. Dit keer een hoofdblad en het is eigenlijk een wonder dat we nog kunnen rijden, maar we moeten verder want er is in geen velden of wegen een garage te vinden. We kruipen richting de grens met Zuid-Afrika en rijden in totaal nog 240 km door naar het plaatsje Springbok. De volgende dag (zaterdag) gaan we naar de garage waar we horen dat de bladveer uit Kaapstad moet komen, deze maandag pas besteld kan worden en dat deze dan nog gemaakt moet worden. Maandag wordt de veer besteld en die zou dan dinsdag in Springbok kunnen zijn. Echter de veren breken tijdens het productieproces en moeten opnieuw worden geproduceerd en komen nu hopelijk woensdag aan, waarna we door kunnen naar Kaapstad. Dat zijn geen opschieters nie.




















































vrijdag 21 mei 2010

Victoria Falls, Zimbabwe

Kilometerstand 259.459 (22.925 km gereden)
In zuid Tanzania kwamen wij tot het besef dat we weliswaar nog twee maanden vrij hebben, maar dat we in Kaapstad ook nog wat tijd nodig hebben om de auto op de boot te zetten en hopelijk een wedstrijd van het WK te zien. Tijd dus om eens een beetje gas te geven. Met de kaart op tafel zitten puzzelen wat de snelste en meest interessante weg is en besloten om na Malawi niet naar Zambia maar naar Mozambique en Zimbabwe te gaan.
Een saai verhaal, maar wederom is de grensovergang een fluitje van een cent en het visum (voor Malawi) is nog gratis ook. We werden aan Tanzaniaanse kant al gewaarschuwd voor de vele roadblocks in Malawi en bij de eerste de beste waren we dus aan de beurt.
Where are your reflective stickers? Eh sorry what? Your reflective stickers, everbody knows you need them. You should know. We don’t have them. Then I have to fine you. Oh, but we don’t have any money. Dat laatste was echt geen leugen. We zetten vlak voor de grens onze laatste centjes om in diesel en dus hebben we niets om te wisselen en rijden naar het eerst volgende dorp voor een pinautomaat. Zo ook deze keer en nu hadden we de agent dus niets anders te bieden dan een travelerscheque of een pinpas. Na wat heen en weer gebabbel wordt ook deze agent ons moe en stuurt ons zonder te betalen op onze weg naar het eerstvolgende dorp. Hier vinden wij een bank en aangezien we al vier maanden met een stapeltje travelerscheques rondrijden en we ze niet mee naar huis willen nemen dachten we dat het wel tijd was om ze eens te gaan verzilveren. We hebben namelijk in de Lonely Planet gelezen dat dat in Malawi geen enkel probleem is. Na vier banken en twee uur wachten hebben we dan eindelijk onze Malawische Kwatcha. Een hele tas vol voor € 200. Met onze centjes direct op zoek gegaan naar reflecterende stickers en daarmee de voor en achterkant vakkundig beplakt. Klaar om weer op weg te gaan richting Livingstonia waar we onze eerste nacht aan Lake Malawi zullen doorbrengen. Vlak voor de afslag naar de uitgekozen camping lezen we nog net :Drivers should attempt this only in a 4WD, and only if there‘s been no rain. The road varies between dirt road, very rutted and dificult track, and smooth recently paved concrete. There are plans to pave the entire road, but so far this hasn’t been completed. Onze Lonely Planet is van 2007 en we denken nog naïef, wellicht is dit intussen ook al gebeurd. We nemen de afslag en binnen vijf minuten bevinden we ons op een karrenspoor met grote keien, recht omhoog via duizelingwekkend enge (letterlijk en figuurlijk) haarspeldbochten. Omdat de weg zo smal is kunnen we niet omdraaien en zit er niets anders op dan de 10 km door te rijden tot de camping. Dat je een uur kunt doen over 10 km in de auto…. Inmiddels is het donker geworden. We zijn met het passeren van de grens weer richting Nederlandse tijd geschoven en dus wordt het hier een uur vroeger donker dan in Tanzania. Oepss.
Arjan stuurt ons slagschip als een ervaren kapitein de berg op. Haarspeld na haarspeld schommelen we over grote keien langs eindeloze afgronden als een schip over hoge golven. Uiteindelijk bereiken we veilig de camping of in ieder geval de parkeerplaats en bevinden we ons in the middel of nowhere in het stikke donker. Geen mens te zien. We roepen een paar keer en zijn net aan het beraden wat te doen als er vanuit het zwarte gat achter ons een lampje onze kant op komt: de bewaker. Hij neemt ons mee een nog donkerder pad op “Follows me boss”. Waar gaan we in Gods naartoe? Dan in het midden van alle duisternis opeens een vaag schijnsel en een Australiër midden in een volwaardige keuken/bar; Dr. Livingston I presume….
Het is net een scene uit een hele bizarre surealistische film (iets in de trend van Fear and loathing in Las Vegas). Het is net niet echt. Hi ye, begroet de Australier ons. So you made it up ey? Hij kookt voor ons een maal en we zetten de tent op een randje van de clif.

De volgende dag rijden we een paar dorpen verder en kamperen aan het meer op meerniveau. Het uitzicht is fantastisch en als de nacht valt zijn er duizenden sterren en een klein maantje die ons tentje verlichten. Dan is het tijd om weer meters te maken. We rijden naar Liwonde National Park waar we in het park kamperen. We rennen met een aantal andere toeristen naar een boomhut waar we net te laat voor de zonsondergang de laatste zonnestralen over de rivier zien wegglijden. De nijlpaarden brullen onder ons. De eigenaar verteld ons dat we niet verbaasd moeten zijn als vanavond de hyena’s rond de tent lopen. We zullen het waarschijnlijk niet merken zegt hij maar zullen de sporen wel zien.
Hmmm als we maar niet hoeven te plassen vannacht. Die nacht slapen we rusteloos in de hoop een olifant, een nijlpaard of een hyena bij de tent te betrappen. Helaas we zijn vannacht alleen al horen we al deze beesten wel in de verte. Vanuit de kano zien we de volgende dag de nijlpaarden in de rivier dobberen. Als we voorbij varen volgen de oogjes ons nauwlettend. Eenmaal voorbij laten ze zich als onderzeeboten zakken in het water. Hoewel het park overladen schijnt te zijn met olifanten laten ze zich niet zien. Helaas, maar we moeten door.

Die avond verblijven we in het dorp Liwonde en komen bij toeval terecht bij de oprichter van de eerste vrij krant (The Nation) van Zimbabwe Billy Mpfande. Enthousiast verteld hij ons dat hij in 1997 nog een maand stage heeft gelopen in Nederland bij het Limburg Dagblad en daar zijn ogen heeft uitgekeken en zich heeft verwonderd over mensen die niet weten wie hun buren zijn, maar wel praten met een hondje aan een touwtje.

Na nog een kleine 150 km zwaaien nemen we de volgende dag afscheid van Malawi en steken de grens over naar Mozambique. Een beetje een cultuur schok voor ons. Opeens kunnen we niemand meer verstaan, begroet niet iedereen ons meer met een brede glimlach en staan er geen zwaaiende kindertjes meer langs de weg. Van Mozambique kunnen we niet veel zeggen na nog geen 20 uur zijn we alweer aan de grens en steken door naar Zimbabwe. Dat zijn nog eens opschieters. Een beetje apart is het wel het land van President Mugabe en sinds kort zijn metgezel Tsvangirai te betreden. Maar ook erg interessant. Het land ziet er op het eerste gezicht niet anders uit dan Malawi of Mozambique. Mensen kijken wel raar als ze de grote gele auto met vreemde nummerplaten voorbij zien gaan. Even buiten Harare komen we na wat zoeken bij een lodge terecht, waarvan de eigenaar verbaasd lijkt buitenlandse bezoekers te mogen ontvangen. Als we vragen wat de wisselkoers is voor de dollar, blijkt dat de lokale munteenheid enige tijd gelden is afgeschaft en dat de dollar de plaats van lokale munteenheid heeft ingenomen.

Nadat we eindelijk het mysterie van de auto -waar al geruime tijd de radio af en toe uitviel en de laatste dagen het helemaal niet meer deed en vandaag ook niet meer wilde starten, maar wel het alarm vanaf bleef gaan- hadden opgelost was het tijd om de stad in te gaan. Downtown Harare vallen we van de ene verbazing in de andere en vergeten bijna dat we in Afrika zijn. Wat we verwachtte aan te treffen, blijkt niet te bestaan. Alleen maar hoge mooie gebouwen, mensen in pak van en naar het werk, kinderen in schooluniform, goed gevulde megasupermarkten, internetcafés, bars en restaurants domineren het straatbeeld. We eten voor het eerst sinds Cairo een ijsje in een ware ijssalon en lopen door een winkelstraat die voetgangersgebied is. We zien fietspaden, stoplichten en eten voor het eerst vers vlees. In Great Zimbabwe zien we ruines van een Middel Eeuwse stad.
De volgende dag rijden we door naar de tweede stad van Zimbabwe, Bulawayo waar het ongeluk toeslaat. We parkeren onze auto bij een supermarkt en zijn een half uurtje weg. Als we terugkomen zien we dat de auto is opengebroken en onze goedweggestopte camera’s, GPS en telefoon weg zijn. De volgende twee dagen spenderen we zoekend naar onze spullen op de zwarte markt en bij onze, nu, vrienden van de politie. Helaas geen geluk en we zijn een maand foto’s kwijt die we nog niet hadden geback-uped. Gelukkig zijn we allebei nog steeds gezond en doet de auto het nog en hebben we geen schade door de inbraak. Dat is Afrika zullen we maar zeggen. Zimbabwe is nog steeds mooi en de mensen (behalve onze boeven) zijn ongelooflijik aardig en behulpzaam. Iedereen probeert ons te helpen.
Op dag drie in Bulawayo besluiten we maar een nieuwe camera te kopen en beseffen we ons dat we mazzel hebben dat we dit kunnen doen. Gewapend met onze nieuwe aanwinst rijden we naar Hwange National Park waar we getrakteerd worden op een heleboel olifanten.
Na een nachtje slapen met de hyena’s huilend om de tent rijden we naar de Victoria Watervallen. Ongelooflijk mooi en zo verschrikkelijk veel water dat het regent als je naar de waterval staat. Foto’s van de afgelopen avonturen zijn dus weg en voor onze nieuwe camera hebben we nog geen kaartlezer, dus voor nu even geen beeldmateriaal.

maandag 3 mei 2010

Oh my God they Killed Kili

Kilimanjaro 5.896 m (vijf dagen gelopen)

Het is Zaterdag 24 april elf uur ’s avonds als we worden gewekt met een kopje thee en wat biscuitjes. “Time to wake up and kill Killi”. Een half uur later staan naast onze tent te kijken naar een bijna volle maan. Niet te geloven dat het toch nog droog is geworden. Zeker na al die mist en al die sneeuw die we de laatste uren hebben gehad. Er is zoveel maanlicht dat onze schaduwen over de berg glijden en onze hoofdlampen hebben we de eerste tijd niet nodig. Het is even wennen in dit halfdonker te lopen en het eerste stuk gaat meteen steil omhoog over grote gladde stenen platen. Dat belooft wat.
Er ligt een dun laagje ijs op de grond waardoor het knispert bij iedere stap. Voordeel hiervan is dat je goed grip hebt, maar koud is het wel. Oef waar gaan we aan beginnen of liever gezegd, waar zijn we aan begonnen.
De eerste anderhalf uur gaan snel en eigenlijk best redelijk. We zijn al flink gestegen en zitten op bijna 5.000 meter hoogte, voor beide een record. Maar we hebben nog bijna 900 meter te gaan en het wordt ál zwaarder. Neuzen beginnen te lopen, handen worden koud, voeten worden gevoelloos. Waarom gingen we dit ook al weer doen? Langzaam doorlopen maar en niet te veel nadenken. Intussen zijn we beiden behoorlijk misselijk van de hoogte. We krijgen van Martin en Mahamoud onze steun en toeverlaat nog een kop thee en een biscuitje, maar de geur van groentesoep die uit de beker komt doet geen goed en het biscuitje laten we maar even voor wat het is. Ondertussen is het vier uur en is het nog anderhalf uur tot Stella point en dan nog anderhalf uur tot de top.
Oh nee nog drie uur te gaan….“Arjan ik denk niet dat ik het ga redden”.
“Oh”.
Toch maar doorstappen of zal ik stoppen? Nee stoppen kan niet dat is opgeven. Bovendien hebben we een godsvermogen betaald voor deze trip, dus nu ga je maar door ook, we hebben het zelf gewild. Doorstappen maar “Pole Pole” zegt de gids langzaam als een kameleon. Op Stella point aangekomen kunnen we ook de andere kant van de berg zien en lopen we over de graat naar boven.
Oh wat is het koud. Houd vol over een half uur is het licht en ook wat warmer, dan gaat het vast beter. Aan de horizon, achter ons beginnen de kleuren te veranderen; inkt zwart wordt oranje. “Kijk je af en toe ook om je heen om te zien waar je het voor doet”? vraagt Arjan. Ik kijk even helemaal niet meer. Kwart over zes: de koperen ploert laat zich zien en het lijkt wel of het direct energie geeft. Half zeven kunnen we Uhuru peak al goed zien. “Almost there, and not steep anymore”zegt Martin. Het geeft vleugels, nou ja we kunnen lopen zonder te stoppen en kwart voor zeven bereiken we dan godswonder de top! Het is gelukt!! We worden gefeliciteerd door onze metgezellen. We zijn redelijk kapot en moeten nu nog drie uur naar beneden. Snel nemen we wat foto’s en beginnen dan aan de afdaling. Ook dit is nog lastig. Pas nu zien en voelen we hoe steil we naar boven gelopen zijn. Achter iedere bocht weer een bocht en achter iedere steen nog een rots, totdat we onze tent zien staan. We zijn er bijna, maar dat is de schijn die bedriegt. Tien uur na ons vertrek lopen we dan eindelijk moe, dorstig, vies, slap, misselijk en met kloppend hoofd de campsite op. Ook hier worden we weer gefeliciteerd. Het voelt alsof we terugkeren van een ware expeditie en voelen ons toch wel een beetje trots. We krijgen anderhalf uur om uit te rusten voor we verder gaan naar een lager gelegen kampement om daar de nacht door te brengen. Een bitterzoet moment. Blij dat we het gehaald hebben, maar ook wel jammer dat het bijna voorbij is. Die nacht slapen we als roosjes.
De volgende morgen dalen we de laatste 2000 meter af en nemen afscheid vaan de hele groep. Het was een heftige ervaring.
Na een nachtje bij de Honeybadger in Moshi vertrekken we richting Dar Es Salaam van waar we de veerboot nemen naar Zanzibar om daar eens lekker aan het strand uit te rusten. Hier hebben we voor het eerst echt te maken met de regentijd. Maar gelukkig komt na regen altijd de zon.